Ontstaan van het museum

Het museum is ontstaan toen de collectie toverlantaarns, toverlantaarnplaten en aanverwante items van verzamelaar Martin Vliegenthart niet meer in zijn huis paste.

Rond 1970 is hij per toeval met zijn verzameling begonnen.

Zijn vader was onder-directeur bij de meelfabriek "De Korenschoof" in Utrecht. De fabriek werd in 1970 gesloten. In een kelder van de fabriek werden toverlantaarnplaten van de fabriek, de machines, de winkels en het personeel gevonden. Maar er was geen toverlantaarn om al deze herinneringsbeelden te projecteren. Toen Martin in antiek winkel “Het Oog” in Utrecht een toverlantaarn zag staan, heeft hij deze gekocht. Nu konden alle toverlantaarnplaten van de fabriek goed bekeken worden.

Dit is het begin van een zeer uit de hand gelopen hobby.

In 2015 kreeg hij de tip dat men herbestemming voor het GGZ Willibrordus gebouw zocht. Het gebouw voldeed niet meer aan de hedendaagse normen om psychiatrische patiënten te huisvesten en zocht men een nieuwe bestemming voor de verschillende ruimtes. In een deel van het souterain, van het hoofd gebouw, is nu het Toverlantaarn Museum Heiloo gevestigd. En is de collectie opengesteld voor het publiek en zo kan iedereen kennismaken met de voorloper van alle hedendaagse presentatie middelen.

In 2019 heeft hij besloten "Stichting Toverlantaarn Museum Heiloo" op te richten en zijn collectie daar, in bruikleen ,in onder te brengen.

 

De toverlantaarn volgens Wikipedia

De toverlantaarn is waarschijnlijk uitgevonden door Christiaan Huygens rond 1654, hoewel ook wel beweerd wordt dat Leonardo da Vinci anderhalve eeuw eerder experimenteerde met een soort lanterna magica. De fotografie was destijds nog niet uitgevonden en de toverlantaarn werkte daarom met handgeschilderde afbeeldingen. Aanvankelijk werd de toverlantaarn voornamelijk gebruikt in aristocratische kringen. In de 18e eeuw ontstonden meer mogelijkheden met deze lantaarns. Zo kon men gebruikmaken van effecten als substituties, plotselinge verschijningen en verdwijningen enz.


Een toverlantaarn bestaat uit verschillende onderdelen. Op de achterwand bevindt zich een holle spiegel, daar voor zit de condensor lens . Aan de voorkant zit een glasplaat schuifraam, waarin de te projecteren toverlantaarnplaten kunnen worden geschoven. Daar voor zit de objectie lens als onderdeel om het beeld scherp te kunnen stelllen. Tussen de holle spiegel en de condensor lens bevindt zich een lichtbron. De lichtbron was aanvankelijk een kaarsvlam of een olielampje, later allerlei vormen van gaslicht, en nog later een gloeilamp. En tegenwoordig vaak omgebouwd naar LED verlichtingbron.


Een afbeelding die met transparante verf op het glasplaatje is aangebracht, wordt geprojecteerd op een zich voor de toverlantaarn bevindend scherm. Deze glazen toverlantaarnplaatjes moeten erg nauwgezet gefabriceerd worden. Kleine foutjes worden namelijk fors uitvergroot tijdens de projectie. Sommige plaatjes bevatten bewegende onderdelen, zodat bijvoorbeeld een schommelend schip wordt geprojecteerd.


De afbeeldingen op de glasplaatjes vormden meestal illustraties van een sprookje of zedenschets. Zo hadden ze ook iets weg van een stripverhaal.

Video's